Het is een vaststaande praktijk in de rechtsgang dat het bewijs van een misdaad door het Openbaar Ministerie verzameld moet worden en dat dit bewijs door de rechter wordt beoordeeld. Een verdachte mag zwijgen, tegen werken, desinformatie geven, misleiden, valse getuigenissen organiseren en bewijs verdonkeremanen. De verdachte speelt vaak het spel: ‘pak me maar als je kan’, een crimineel spel.Het is een uiting van kwade trouw.
Volgens een artikel in de NRC weigert ongeveer de helft van de voor een psychiatrisch onderzoek in aanmerking komenden om daar aan mee te werken. De weigering wordt als een recht gezien. Niemand hoeft mee te werken aan zijn/haar eigen veroordeling. In de rechtspraktijk heeft dat heel wat meer consequenties dan alleen het ontlopen van de TBS. Door niet mee te werken kan het werk van het OM zodanig bemoeilijkt worden dat er geen vervolging plaatsvindt of dat de rechter wegens gebrek aan overtuigend bewijs tot vrijspraak over gaat. Bij het vervolgen van leden van de mocromaffia gebeurde dat een aantal keren.
Niet meewerken kan het gevolg zijn van de angst dat met ‘praten’ de erecode van ‘zwijgen’ wordt overtreden en wraakacties het gevolg zullen zijn. Criminele wetten krijgen op deze manier veel invloed op de rechtsgang en bieden bescherming aan criminelen.
De opvatting dat je verantwoordelijkheid neemt voor je daden staat op gespannen voet met het recht om niet mee te werken. Dat recht leidt tot een groeiend aantal geharde daders die op alle mogelijke manieren, na te zijn gepakt, aan veroordeling proberen te ontkomen. De norm dat je verantwoordelijkheid neemt voor je daden vervaagt door dat recht. Dat is steeds vaker te zien in de samenleving.
Bij alle nu gaande discussies over het vaker toepassen van TBS, ook als de verdachte niet meewerkt, blijft de discussie over het recht om te zwijgen achterwege alsof dit een onomstotelijk recht is. Het is de discussie die eigenlijk gevoerd zou moeten worden. Het niet meewerken kan als een criminele daad worden gezien. Bij een belemmerde rechtsgang is het de samenleving die uiteindelijk schade lijdt.
Niet meewerken zou als zodanig strafbaar kunnen worden gesteld en in voorkomende gevallen tot strafverhoging moeten leiden. Niet meewerken is asociaal en strijdig met de norm dat je verantwoordelijkheid neemt voor je daden. En verantwoordelijkheid nemen voor je daden zou een van de uitgangspunten van het strafrecht dienen te zijn. Een verdachte heeft niet alleen rechten, maar ook plichten. Van plichten kan hij niet ontslagen worden.
Het recht op niet meewerken kan worden gezien als te veel toegeven aan de dader en het laten uitmelken van rechten. Dat is strijdig met de belangen van de samenleving en van slachtoffers. Het recht om niet mee te werken is wellicht een hoogstandje in het juridisch denken, maar kan gezien worden als een uiting van beschaving die de beschaving aantast en onwenselijk gedrag in de hand werkt.