In Nieuwsuur van 22 juni ontving presentator Twan Huys de nog bijna hagelnieuwe politiechef Erik Akerboom en onderwierp hem als een inquisiteur aan een kruisverhoor. Waarom lukt het de politie al langdurig niet om op straat een divers gezicht te laten zien en ligt dat soms aan de blanke dominantie in het politiekorps, waren zo’n beetje de vragen van Twan Huys. Akerboom bleef onverstoorbaar diplomatieke antwoorden geven. Bij dit nieuwsitem kreeg de kijker een gekleurde versie van de situatie voorgeschoteld. De vraag waarom allochtonen vaak de politie weer verlaten werd middels een ingelast interview eenzijdig beantwoord. Blanke agenten maken veel makkelijker promotie, mocht een vetrokken ex-politieman zeggen. Dat is een halve waarheid.
Twan Huys is niet mijn favoriete presentator bij Nieuwsuur. Zijn blik op de wereld is sterk gekleurd door de jaren dat hij als correspondent in Washington en New York verbleef. Het ‘racismedebat’ heeft in Amerika echter een geheel eigen achtergrond en geschiedenis die niet zomaar op de Nederlandse situatie kan worden geplakt. Dat lijkt Huys echter voortdurend te doen. Ook bij dit nieuwsitem krijgt de blanke politieman eenzijdig de schuld, zijn allochtonen het slachtoffer en doet de leiding niet genoeg haar best. Akerboom liet zich in een hoek drukken door de bevooroordeelde presentator.
Nieuwsuur is niet van het ‘nieuwe realisme’. Ze toont een wensbeeld en een eenzijdige visie op de realiteit. Daarmee draagt de staatsomroep niet bij aan een gewenste oplossing van de problemen.
De politiewereld staat bekend om zijn harde interne cultuur. Wie daar niet in mee kan komen, redt het niet. Precies daar schuilt het probleem waar allochtone nieuwkomers bij de politie tegenaan lopen. Heel veel van die nieuwkomers zijn feitelijk onvoldoende geïntegreerd om te kunnen slagen bij de politie. Degenen die het wel gered hebben zouden een rolmodel moeten zijn bij de werving van nieuwe allochtone agenten.
Het probleem wordt veroorzaakt door hardnekkige culturele verschillen. Allochtonen zijn veel meer dan autochtonen gevoelig voor eer en reputatie. In een harde cultuur maakt ze dat kwetsbaar. Ze zijn sneller op hun teentjes getrapt of voelen zich eerder achtergesteld. Een goede analyse wordt zelden gemaakt. Allochtonen leggen de oorzaak bij hun ‘allochtoon’ zijn waarbij kleur en etniciteit volgens hen een rol zouden spelen. Dat het probleem wordt veroorzaakt door een andere cultuur en de daaraan verbonden gevoeligheden wordt weggerationaliseerd.
Een politieagent die met cultureel bepaalde gevoeligheden reageert, valt snel uit de boot. Dat heeft een gevolg voor vertrouwen, taaktoewijzing en promotie. De neiging om voor het eigen tekortschieten een externe verklaring te zoeken, is groot. “Het wordt me niet gegund”, is het gevoel van miskenning.
De situatie bij de politie kan als exemplarisch worden gezien voor allochtonen die het ook elders in de beroepensfeer niet redden. Het cultureel ‘anders’ zijn zorgt op de werkvloer regelmatig voor ongelukken. Die komen het vaakst voor waar sprake is van een harde cultuur.
Voor de Twan Huysen van deze wereld, zou het cultureel ‘anders’ zijn er niet toe mogen doen. De blanke politieman zou in dat model een beter mens moeten worden dan hij kan zijn. En met dat (marxistisch) model groeien we steeds verder van een werkzame oplossing af. Integreren vanaf de vroegste jeugd is de oplossing voor allochtonen die een volwaardig en geaccepteerd lid van de samenleving willen worden. Zonder culturele integratie zullen de problemen en spanningen in de samenleving alleen maar blijven toenemen.