Ik beweer wel allebei te zijn, maar eigenlijk ben ik geen van beide. Rechts en links zijn allebei humanismen, tegenwoordig zelfs allebei liberale humanismen. De kern van het humanisme is dat de maatschappij, zelfs de hele mensenwereld is opgebouwd uit menselijke atomen: in wezen gelijke, elementaire deeltjes (Houellebecq) die op een of andere manier “samen besluiten” een maatschappij te vormen. Voor zover mensen verschillen -in de eerste plaats naar hun nut: de mate waarin zij voor het geheel waardevolle inbreng leveren-, is dat de verdienste (rechts) of het lot (links) van het individu. Daarvoor moet hij beloond (rechts) of gecompenseerd (links) worden.
Gelijkheidsdenken
Hoe zit dat met die gelijkheid? Mensen zijn toch allemaal verschillend? Er is toch niemand die dat ontkent? Mensen zijn toch niet “gelijk” maar “gelijkwaardig”? Welnu die gelijkwaardigheid is een andere uitdrukking voor de soort van vooronderstelde gelijkheid die ik bedoel. Het duidelijkst wordt dat bij discussies over het toelaten van vluchtelingen, het bestraffen van niet vertrekkende illegalen, de omgang met bootvluchtelingen en vooral bij het al of niet vergoeden van dure medische handelingen. Hoewel de normen misschien wat aan het schuiven zijn is het uitgangspunt duidelijk: Als mens is iedereen “evenveel waard”. Een gelijkheidsuitdrukking uit de economie die de gelijkheids-illusie goed uitdrukt. Een illusie, want iedereen die een beetje om zich heen kijkt ziet dat in de praktijk het ene mensenleven miljoenen waard is en het andere misschien een tientje. Dat is natuurlijk zeer onrechtvaardig. Wat daaraan te doen?
Politieke consequenties
Over links: Als het menselijk deeltje in negatieve zin afwijkt moet dat “onrecht” gelijk getrokken of op zijn minst gecompenseerd worden. Uiteraard op kosten van de deeltjes die positief afwijken. Over rechts: Als het menselijk deeltje in negatieve zin afwijkt is dat diens eigen schuld. Theoretisch wordt iedereen geacht kansen gehad te hebben om van de spreekwoordelijke krantenjongen miljonair te worden. Men moet niet zeuren maar boeten. Het positieve afwijken is de eigen verdienste en de vruchten daarvan komen alleen dat deeltje toe. Men wil wel proberen ongunstige uitgangsposities enigszins gelijk te trekken door extra inspanning op het gebied van de opleiding.
De arbeidsmarkt
Het idee van de gelijke menselijke partikels komt niet uit de lucht vallen. Het is het logisch vervolg op de loonarbeid: op het feit dat mensen zichzelf moeten verhuren om te bestaan. Noteer daarbij dat het verschil tussen verkopen (slavernij) en verhuren misschien niet zo groot is als wordt voorgegeven. Integendeel, de hedendaagse flexwerker kent minder zekerheden dan een horige. Je behoorde dan wel toe aan een heer, maar die had ook verplichtingen. Het idee van het “besluiten samen een maatschappij te vormen” wordt ingegeven doordat je op de (arbeids)markt schijnbaar kunt besluiten hoe en aan wie je je verhuurt en omgekeerd wie je inhuurt. Dat op de arbeidsmarkt feitelijk je leven op het spel staat, in ieder geval je “onafhankelijkheid”, wordt door de handelingsvrijheid, die slechts in de uitzonderlijke situatie van veel vraag en weinig aanbod bestaat, verdonkeremaand.
Zoals bij alle handel moet het aanbod zo veel mogelijk op uiterlijk en met labels -in het geval van de arbeidsmarkt diploma’s en CV’s- beoordeeld kunnen worden. Binnen dezelfde klasse moeten ze ook zo min mogelijk van elkaar verschillen en zo optimaal mogelijk inzetbaar zijn: gestandaardiseerde menselijke onderdelen van het productieproces.
Geen universele elementaire deeltjes
Links en rechts hanteren een compleet fout uitgangspunt. Het is de maatschappij -het historisch door eeuwen heen gegroeid samenwerkingsverband van mensen- dat de individuen produceert en ze bij die productie hun mogelijkheden en plaats toewijst. Voor zover daar autonomie in zit, dat wil zeggen dat het (volwassen) individu zelfstandig keuzes kan en mag maken over zijn eigen bestemming, is die uiterst begrensd door de bagage die bij geboorte en opvoeding wordt meegegeven. Er zijn inmiddels sterke aanwijzingen dat erfelijkheid een nog wat belangrijker rol speelt dan gedacht. Kortom er zijn geen universele elementaire deeltjes van gelijke waarde (gelijkwaardigheid) waarvan de concrete mens een toevallige onschuldige afwijking is. Individuen zijn verschillend en, naar gelang de cultuur waarin men opgroeit, zelfs fundamenteel verschillend. Ze hebben maatschappelijk gezien een verschillende waarde. Waar komt de behoefte vandaan om, in weerwil van de harde feiten, vast te houden aan de gelijkwaardigheid? In de grond van de zaak komt dit voort uit de behoefte tot zelfrechtvaardiging van de beter gesitueerden, de meerwaardigen:
Het feit dat zij beter af zijn is alleen te rechtvaardigen vanuit de fictie van de gelijkwaardigheid. Het spiegelbeeld daarvan is de sociaal democratische opvatting dat defacto ongelijkheid gecompenseerd moet worden.
Morele consequenties
Hoe de gelijke ander te behandelen was nogal eenvoudig: de gouden regel! Als er sprake is van fundamentele ongelijkheid gaat dat niet. De ander kan jou niet behandelen zoals je zelf behandeld wil worden. Hij is daar vanuit zijn ongelijke positie niet toe in staat.
Hoe om te gaan met die ongelijkheid? Moreel gezien zou je je niet of slechts in beperkte mate op de borst mogen kloppen voor je verdiensten en de daarbij behorende bovengeschikte positie in de maatschappij. Bescheidenheid bij privileges en extra beloning is geboden. Omgekeerd is maar een zeer beperkte aanspraak mogelijk op compensatie vanwege een handicap of ongelukkige jeugd.
Dit betekent dat niet iedereen een bijna even groot deel van de materiële koek kan krijgen. Ook die verdeling is historisch bepaald, behoort tot de maatschappelijke werkelijkheid van nu en kan niet zomaar even gewijzigd worden al is dat misschien wenselijk. En dan hebben we het nog over mensen binnen een maatschappelijk veld waar ongeveer hetzelfde wereldbeeld gedeeld wordt. Als de wereldbeelden fundamenteel verschillen wordt een gelijkheidsideaal vrijwel onmogelijk .
“De maatschappij” is een nogal abstract, onwezenlijk begrip. De wereld bestaat uit een enorme hoeveelheid “maatschappijen” die intern weer in delen uiteenvallen. En zelfs dat is in de huidige toestand van internationale vervlechting nog een tamelijk simpel beeld. Niet voor niets hebben we een probleem met onze identiteit. Vooral als die uitgedaagd wordt door enerzijds de kosmopolieten, de heersende elite, die om het hardst roepen dat iedereen gelijke wereldburger is en anderzijds primitieve ideologieën als de Islam en het conservatieve christen- en jodendom, die andersgelovigen het liefst niet als volwaardig mens zien.
De utopie
Is het mogelijk en zo ja wenselijk om te proberen deze ongelijkheid te verminderen of zelfs op te heffen? Is er een toekomst denkbaar van inderdaad universele menselijke deeltjes? In die ideale wereld zou ieder volwassen individu een set van gelijkwaardige taken moeten krijgen. Bijvoorbeeld: 16-30 jaar eenvoudig handwerk en scholing, 30-40 intellectueel, kunst(nijverheid) of geschoold werk, 50-60 leidinggevend/politiek verantwoordelijk, waarbij de periodes aangepast zouden moeten zijn aan de maatschappelijke behoeften en waarbij dan bovendien nog moet worden besloten over de verdeling tussen particulier/huishoudelijk werk of maatschappelijk betaald werk (al of niet markt gestuurd). Bijvoorbeeld in de zorg en de opvoeding. Zo’n wereld zou heel mooi zijn maar dit ideaal kan alleen als richtinggevend gezien worden, een in een onbepaalde toekomst te bereiken ideaal waar geen geforceerde marsroute uit het heden naar toe kan leiden. In ieder geval zal een politiek van compenseren of nivelleren daar niet naartoe leiden. Ook het nu inzetten op meer onderwijs en kennisontwikkeling zal niet helpen. En dan hebben we het nog niet over het opheffen van de ongelijkheden tussen gelovige stelsels.
Het accepteren van ongelijkheid
Vanuit de huidige toestand gezien moeten bestaande ongelijkheden geaccepteerd worden. Het is op de korte, en zelfs op de wat langere termijn volkomen ondenkbaar dat zich een maatschappij ontwikkelt zonder een sturende elite met een bouwwerk daaronder van verschillend gekwalificeerde mensen. Even ondenkbaar is het dat op deze termijnen de culturele verschillen in de wereld overbrugd worden en –buiten de elite- iets zal ontstaan wat op een echte wereldburger lijkt. Naast de ongelijkheden binnen de maatschappij zal ook de ongelijkheid tussen maatschappijen, de ongelijkheid in de wereld, als uitgangspunt geaccepteerd moeten worden. Dat heeft als belangrijke consequentie dat we niet met onze normen en waarden beoordelen wat er binnen andere maatschappijen gebeurt. Zonder dat dat tot cultuurrelativisme leidt waarbij wij onze maatschappij gelijkwaardig moeten vinden aan de minder ontwikkelde.
Wat kan en moet
Is er dan niets mogelijk? Moeten we berusten in een vorm van conservatisme? Dat lijkt mij te defaitistisch. Er is voldoende aan de hand in de wereld en onze maatschappij om je ernstig zorgen over te maken. Om daar mee om te gaan zullen we om te beginnen moeten afleren vanuit algemeen-humanistisch perspectief te oordelen over wat er in de wereld gebeurt en het ons veroorloven om onze eigen belangen en eigen waarden voorop te stellen. Een gevoel van eigenwaarde en trots te ontwikkelen over de eigen cultuur en waarden. Naar de wereld toe zou dit moeten leiden tot een “tit-for-tat” strategie, een omgang op onze voorwaarden, die uiteraard alleen vanuit een positie van eigen kracht succesvol kan zijn.
Een nieuwe elite
Het is duidelijk dat de huidige kosmopolitische elite geen leiding kan en wil geven aan een dergelijke veranderde opstelling. Zij is exclusief gericht op het ontstaan van een wereldmarkt in alle opzichten: vrij verkeer van mensen, kapitaal en goederen. Dit in dienst van de winstoptimalisatie en groeikansen van het bedrijfsleven. Wat dat verder voor ontwrichtingen in de diverse maatschappijen en in de ecosfeer tot gevolg heeft is voor hen volkomen ondergeschikt. Er zal zich een nieuwe elite moeten vormen. Het is niet uitgesloten en zelfs gewenst dat daar leden van de huidige elite deel van uitmaken. Meer daarover in “Capital should be in solid hands”
Vriendelijk verzoek.
Mijn kinderhand is meestal gauw gevuld. Ik vind het mooi dat de meeste van mijn stukken door ongeveer 50 mensen bekeken en dan misschien ook gelezen worden. Soms verdient een stuk, bijvoorbeeld bovenstaand, een breder publiek. Vind ik. Ik heb op dit moment maar opgegeven dat zelf te proberen, maar misschien zijn er lezers die enige invloed bij de publicitair boven mij gestelden hebben en een goed woordje kunnen doen. In ieder geval:
Lezers geef er wat meer ruchtbaarheid aan want ik merk er weinig van dat jullie dat wel eens doen.