Sinds kort ben ik lid van een vereniging waar wij eens in de week s’avonds bijeen zijn. Hoewel niet meer de jongste behoor ik er tot de jongeren. Er gaan regelmatig leden of ex-leden dood. Meestal zijn die dan al een tijdje niet meer op de club verschenen en is er aan het verloop van hun ziekteproces ook al de nodige aandacht besteed. Het is nu al voor de derde keer in korte tijd dat mij gevraagd wordt voor dit overlijden een minuut stilte in acht te nemen voor een mij volslagen onbekende. Daarbij gaat iedereen ook nog eens staan. De eerste twee keren heb ik daar nog braaf aan mee gedaan, maar afgelopen keer vond ik het welletjes.
Ik heb weliswaar mijn mond gehouden maar ben niet gaan staan om dan in een ongemakkelijk gepeins te verzinken. Het probleem is niet dat ik niet wil gedenken. Maar dat ik wel kennis wil hebben van de persoon of zaak die herdacht moet worden. Als het een lid is dat voor negentig procent van de aanwezigen een goede bekende is en die ook nog van enige betekenis is geweest voor de vereniging of onder bijzonder tragische omstandigheden om het leven is gekomen dan wil ik daar wel respect voor hebben en meedoen hoewel ik er verder geen gedachten bij kan hebben. Maar als dit voor ieder lid gedaan wordt, ook voor hen die op een min of meer natuurlijke manier hun levenseinde hebben behaald dan gaat dat te ver. En daarbij is een minuut ook veel te lang. Een moment (10 seconden?) zou voldoende moeten zijn. Het is lastig om dit aan de orde te stellen want of “je zeurt” of je hebt weinig respect. Dat het omgekeerde wel eens zo zou kunnen zijn komt niet in de hoofden op. Wie is de voorzitter wel dat hij denkt alle aanwezigen lastig te vallen met het privé wel en wee van een individueel lid, ongeacht wat hij of zij voor de huidige leden betekent. Daar zou hij toch wel eens over mogen nadenken voor hij zijn praatje houdt en om stilte verzoekt.
Op het moment dat je blijft zitten ervaar je weer de enorme druk die er van de groep uitgaat. Het vergt een behoorlijke mentale inspanning om daar niet aan toe te geven en te blijven zitten. Als er, zoals tegenwoordig gelukkig iets minder gebruikelijk, ‘standaard’ een staande ovatie wordt gegeven bij een voorstelling dan is het nog te doen om je daaraan te onttrekken. Je zit dan wat verscholen tussen het publiek en meestal heb je nog een enkele medestander. Maar in een meer open situatie zoals op de club, waar je ook nog bekend bent wordt het heel lastig. Maar het is gelukt. Ik ben er zelfs niet op aangesproken.