Plaats van handeling: Het praatprogramma Knevel en Van den Brink.
Datum: 11 Augustus 2008. De betreffende aflevering is hier terug te zien (zeer aanbevolen).
Rolverdeling
Andries Knevel en Tijs van de Brink: de gereformeerde presentatoren van het praatprogramma.
Michiel Eijsbouts : Rooksteker van de enige en universele rokerskerk van God.
Co Busch: café-eigenaar in Amsterdam die zijn café heeft omgedoopt tot rokerskerk.
Catherine Keyl: religieuze lapjeskat want de dochter van een Joodse vader en een Katholieke moeder die later Protestants werd. In 2002 presenteerde ze voor de Evangelische Omroep het programma “Catherine zoekt God”.
Drie figuranten: Job Cohen (burgemeester van Amsterdam), Jan de Rooy (judocoach) en Bert Konterman (oud-voetballer).
(het doek gaat open)
Michiel Eijsbouts zet zijn narrenkap op, het ceremoniële hoofddeksel dat mannelijke leden van de rokerskerk aangeraden wordt te dragen als ze in functie zijn.
TIJS VAN DEN BRINK: “Michiel Eijsbouts, U bent as-bisschop van de rokerskerk.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “De officiële titel is rooksteker van de enige en universele rokerskerk van God.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Toe maar.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Dat is mijn titel. Maar ik wordt ook as-bisschop genoemd, of paf-pastoor. Gelovigen komen daar zelf mee.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Er is een aantal cafés dat zich heeft omgedoopt tot rokerskerk, om op grond van de vrijheid van godsdienst te ontkomen aan boetes zoals die vandaag zijn uitgedeeld omdat er in een café toch gerookt werd.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Cafés dopen zich niet om tot rokerskerk; cafés kunnen een certificaat krijgen, onder strikte voorwaarden, van de rokerskerk, waarmee ze aangeven dat mensen op religieuze basis daar mogen roken. Dus een kroeg wordt geen rokerskerk, ontkomt ook niet aan horecavergunningen – dat moet allemaal in orde zijn – maar met zo’n certificaat, zoals Co hier heeft, geeft hij aan dat mensen die op religieuze basis willen roken daar van harte welkom zijn.”
TIJS VAN DEN BRINK: “U verwijst naar Co, dat is een van de eigenaren van zo’n café dat een rokerskerk is geworden.”
CO BUSCH: “Ja, ik ben ook lid van de rokerskerk. En dan sta ik te roken, en dat zien mensen en vragen ‘waarom rook jij?’ Dan zeg ik ‘ik ben lid van de rokerskerk’ en dan heb ik de situatie uitgelegd. Ik heb er heel lang over nagedacht om lid te worden van de rokerskerk, om me toch over te geven aan het rokersgeloof. En op een gegeven ogenblik werd het zo rumoerig om me heen, en allemaal mensen vragen hoe dat in elkaar zit, dan zou ik een keer de bisschop moeten vragen want die kan dat beter uitleggen dan ik.”
Tijs van den Brink heeft een brede, smalende grijns op zijn gezicht.
ANDRIES KNEVEL: “En u gelooft in, ehm, …”
CO BUSCH: “Het communiceren met God met roken. Met de rokersgod.”
ANDRIES KNEVEL: “En welke God is dat, als ik vragen mag?”
CO BUSCH: “Dat is de rokersgod.”
ANDRIES KNEVEL: “De rokersgod…”
CO BUSCH: “Ik heb namelijk een café, en ik ben altijd gewend om te roken, en nou wordt mij het roken verboden, en nou ben ik helemaal van slag af.”
CATHERINE KEYL: “Maar je leeft wel langer als je niet rookt.”
CO BUSCH: “Kijk, je hebt verschil tussen het leven en leven. Een mens maakt zelf uit hoe die leeft, wat-ie doet. En ik rook, daar voel ik me prettig bij. Een ander drinkt misschien, een derde sport – iedereen leeft gewoon zoals-ie zelf wil. Daar voel je je lekker bij, en ik voel me lekker bij een sigaret. Maar op deze manier wordt het in Nederland verboden, om te roken op je werkplek.”
ANDRIES KNEVEL: “Voor mijn beeld nog eventjes: u heeft een soort God verzonnen waardoor u zegt ‘nou zijn we een kerk’…”
CO BUSCH: “Ik heb geen God verzonnen – de God bestaat in Amsterdam. In de rokerskerk, daar is dat terecht gekomen, dat heb ik gezien, dat heb ik gelezen, daar heb ik over nagedacht.”
TIJS VAN DEN BRINK: (smalend) “Dat is een God die bestaat in Amsterdam; alleen in Amsterdam bestaat die?”
CATHERINE KEYL: (geïrriteerd) “Jongens, jullie nemen dit toch niet serieus? Hou nou eens op zeg, wat is dit voor onzin?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ik kan wel enig licht in deze duisternis schijnen, wat geestelijk licht. God bestaat, wij hebben onze eigen God. Ik geloof dat jullie ook mannen van God zijn, maar dat is niet onze God. Wij hebben onze God, die zit in de Hemel. En de rokerskerk is ontstaan in Amsterdam. Maar God is natuurlijk eigenlijk overal. Maar waar hij resideert is ‘up there’, boven, in de hemel, en daarom stijgt rook ook op. Het gaat naar God toe. En daarom komt regen naar beneden, dat komt van God af.”
CO BUSCH: “Dat klopt wat hij zegt. God is overal.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Prijs de Heer.”
CO BUSCH: “Want ik zat vroeger een keer op het toilet, en mijn vader deed de deur open en zei “Oh God, zit jij hier?’”
TIJS VAN DEN BRINK: “Dat lijkt me weer wat anders…”
ANDRIES KNEVEL: “Nog even voor de wettelijke situatie,…”
Catherine Keyl proest het uit: “Sorry!”
CO BUSCH: “Dat was even een grap.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ja, het geloof kan ook een vrolijke zaak zijn.”
ANDRIES KNEVEL: “Nog even één vraag, welke wet heeft u overtreden waardoor u die boete van 300 euro kreeg? Want u heeft die boete gekregen als café-eigenaar.”
CO BUSCH: “Ja, maar naar mijn idee heb ik de wet niet overtreden.”
ANDRIES KNEVEL: “Maar wat is de aanklacht tegen u?”
CO BUSCH: “Dat er gerookt wordt in het café. Maar de mensen die daar zitten hebben allemaal een rokerspas.”
ANDRIES KNEVEL: “En gaat u die boete betalen?”
CO BUSCH: “Dat gaan we nog even overwegen, maar ik zou dat gewoon betalen want ik wil er een rechtzaak van laten komen.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Maar dan moet u niet betalen, als u een rechtszaak wil, volgens mij.”
CO BUSCH: “Volgens mij moet je juist wel betalen, anders kun je geen rechtszaak aanspannen. Je moet eerst de bekeuring betalen.”
TIJS VAN DEN BRINK: “U gaat eerst betalen, en dan gaat u een rechtszaak aanspannen? OK.”
ANDRIES KNEVEL: “Is dit allemaal een grote grap, meneer Busch?”
CO BUSCH: “Nee, dat is geen grap, nee. Inderdaad.”
TIJS VAN DEN BRINK: “En dat van die kerk ook niet? U meent het allemaal heel serieus?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ik vind het een beetje raar dat jullie daar vrij badinerend over doen, van ‘u verzint een God’. Kijk, elke God komt ergens vandaan.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Maar wanneer is de rokerskerk gesticht?
MICHIEL EIJSBOUTS: “In 2001. September 2001 ben ik ermee begonnen, ben ik gaan preken, her en der.”
CATHERINE KEYL: “Maar waarom mogen mensen van de rokerskerk op zondagmorgen voor 10 uur geen varkensvlees eten?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ja, dat heeft God ook bedacht. Dat stellen wij niet in kwestie verder, dat is een regel van de rokerskerk, zoals er wel meer regels zijn. We hebben spijswetten, wetten over kleding, wetten over seksualiteit…”
TIJS VAN DEN BRINK: “Maar waar komen die wetten vandaan? Wie heeft die geopenbaard?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Die komen van God. God openbaart die.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Hoe?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Dat gaat via visioenen.”
CATHERINE KEYL: (grinnikend) “Haha – wat een fantasie, hey!”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ik moet hier toch ernstig tegen protesteren, Catherine. Veel religieuze profeten zijn verketterd en zijn voor gek uitgemaakt in de geschiedenis, en je ziet dat het geloof toch altijd weer bovenkomt. En ik merk nu ook een beetje dat hier een soort stemming van ‘ha-ha-ha’ ontstaat, die niet nodig is, want wij nemen ons geloof heel serieus – ik heb bijna 3000 leden, krijg dagelijks mailtjes van mensen die echt het geloof hebben gevonden en zeggen ‘eindelijk, ik heb het nu’. Ik krijg ook veel haat-mailtjes, voornamelijk uit bepaalde streken van dit land…”
TIJS VAN DEN BRINK: “Het staat helemaal los van het rookverbod, zegt u?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Dat staat los van het rookverbod. Wij kennen alleen het rookgebod – wij moeten roken van God. Doen we dat niet, dan kunnen we God niet aanbidden, en dan wordt-ie kwaad.”
ANDRIES KNEVEL: “Dat u van God moet roken, hoe weet u dat?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Dat heeft God aan ons geopenbaard.”
ANDRIES KNEVEL: “Wanneer?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Dat was rond 2001, toen ik het geloof stichtte.”
TIJS VAN DEN BRINK: “U heeft het gesticht – ho!”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ik heb het gesticht. Dat wisten jullie niet?”
TIJS VAN DEN BRINK: “Nee.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Het is mijn geloof. Ik ben ermee begonnen. Ik ben de rooksteker, de oprichter der rokerskerk, met inmiddels bijna 3000 volgelingen en 6 gecertificeerde cafés in Nederland.”
TIJS VAN DEN BRINK: “En u preekt daar ook? U heeft het over een soort heilige 3-eenheid: rook, vuur en as?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ja, met hoofdletters geschreven.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Dat is wel een beetje gejat van het Christendom.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Nee, we jatten niks. Want dan kun je ook zeggen dat God gejat is van het Christendom, of de rook.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Nou, misschien ook wel…?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Nee, dat is allemaal geen diefstal. Dat is allemaal onafhankelijk daarvan tot ons gekomen. Ik kan er weinig aan doen dat we toevallig ook een heilige 3-eenheid hebben. Je kan ook zeggen dat rook in de Katholieke kerk, als daar met wierook wordt gesold, van ons is gejat. Dat hebben ze niet van ons gejat, toevallig waren zij er eerder mee.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Zij waren al een tijdje bezig, ja.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “2000 jaar, zo ongeveer.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Kunt u zich voorstellen dat Christenen het vervelend vinden, als u op die manier over God praat?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ja kijk, dat is het verschil. Ik krijg dus veel haatmail uit Christelijk hoek, overigens opmerkelijk vaak zeer slecht gespeld, ik weet niet goed waarom. Zij zeggen dat wij God bespotten of beledigen, maar dat is niet waar. Tenminste, wij bespotten niet onze God. Wij hebben onze eigen God, die bespotten we niet, en dat andere goden er soms wat magertjes vanaf komen binnen onze kerk, daar kunnen wij niks aan doen.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Bert, jij bent Christen, gaat het jeuken bij jou als je dit hoort, of denk je van ‘ach’…”
BERT KONTERMAN: “Ik heb respect voor alle medemensen op deze wereld. Het is een keus van hem, veel plezier ermee.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Je kunt het bijna geen keus meer noemen.”
CATHERINE KEYL: “Mag ik er nog één ding over zeggen? Ik heb een vriendinnetje die is niet al te lang geleden overleden aan longkanker. Zij was een zware rookster en ze dacht dat de longkanker wel aan haar voorbij zou gaan. Nou, als je dat hebt meegemaakt, dan ga je kotsen als je dit verhaal hoort. Sorry hoor!”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Maar jij kotst niet, dus…”
JAN DE ROOY: “Mijn vader is 75 geworden, altijd gerookt, en die is gestorven aan longkanker, en die zei in de laatste periode van zijn leven tegen mij ‘als ik geweten had dat het stoppen met roken zo makkelijk was, dan was ik wel veel eerder gestopt. Maar hij was wel te laat.”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Ja, kijk, je kunt kiezen voor een lang leven zonder God. Dan moet je misschien van de rookartikelen afblijven. Je kan ook kiezen voor een rijk geestelijk leven met God, en dan zou ik zeggen – Metgod, ook een voetballer – dan zou ik zeggen ‘ga vooral roken’, en kom bij de kerk. En rook met een hoofdletter R, en zie hoe lekker het kan zijn.”
ANDRIES KNEVEL: “Doordat u een narrenkap opheeft, denkt u niet dat u daardoor een beeld creëert bij de kijker dat het een soort carnavaleske grap is?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Nee, we hebben veel vrolijkheid in het geloof. De narrenkap symboliseert dat. En de heilige hofnar is één van de grootste verspreiders van het geloof. Die voert de kruistochten aan, en om hem te eren hebben wij deze narrenkap op. Niet allemaal, Co loopt zonder, zodat we zijn prachtige haardos kunnen zien.”
TIJS VAN DEN BRINK: “U bent ook niet geïnteresseerd in het rookverbod?”
MICHIEL EIJSBOUTS: “Nee, wij kennen geen rookverbod. Wij kennen alleen het rookgebod. Ik hoorde begin dit jaar dat er een rookverbod aan zou komen, en ik dacht ‘wat is dat nou voor flauwekul’. Als je alleen maar de term rookgebod kent, dan is rookverbod ineens een heel raar woord. Zoals pizza en pasta – klinkt een beetje hetzelfde, maar is heel wat anders.”
TIJS VAN DEN BRINK: “Meneer Cohen, hoe luistert in naar dit gesprek?”
JOB COHEN: “Er zijn echt van die momenten waarop je denkt ‘die scheiding tussen kerk en staat komt me uitstekend uit’.”
(doek)
Commentaar van Dap Hartmann:
Een vreemde opmerking van de Burgemeester van Amsterdam, dat de scheiding van kerk en staat hem op bepaalde momenten goed uitkomt. Op welke momenten komt het dan niet goed uit, vraag je je af?
Dit gesprek bevat een aantal interessante elementen. Michiel Eijsbouts heeft in 2001 een nieuwe religie in het leven geroepen. In rokerskerken aanbidden gelovigen de Rokersgod door middel van het roken van tabakswaren. Dat aanhangers van reeds langer gevestigde religies daarmee de draak steken, is opmerkelijk. Want Eijsbouts doet in feite niets anders dan de succesformule van het Christendom kopiëren: hij verzint een god, en hij verzint wat wetten en regels die hem goed uitkomen. Door het roken van tabak tot een religieus ritueel te maken, mag hij vanwege de grondwettelijke vrijheid van godsdienst ongestoord zijn God behagen met tabaksrook.
Wie denkt dat roken niet serieus genomen kan worden als religieus ritueel, wijs ik graag op de Braziliaanse Santo Daime kerk in Amsterdam. Die kerk mag via Schiphol thee importeren die verdovende middelen bevat. Dat heeft de rechtbank in Haarlem onlangs bepaald. De thee bevat de stof DMT die volgens de Opiumwet verboden is. Volgens de rechtbank mag het kerkgenootschap de ‘heilige thee’ toch invoeren omdat het gaat om een wezenlijk onderdeel van de godsdienstige beleving van de leden.
Wie onwettige handelingen wil legitimeren, sticht dus zijn eigen kerk en beroept zich op de vrijheid van godsdienst. Iedereen doorziet dit truukje natuurlijk, maar uit de mond van een gereformeerd Christen klinkt het wel erg hypocriet om Eijsbouts te verwijten dat hij een God heeft verzonnen. Want als Christenen geloven dat God, Maria of Jezus aan mensen verschijnt, met welk recht beschimpen ze dan de stichter van de Rokerskerk die precies hetzelfde beweert? God is aan hem verschenen, en heeft hem opgedragen Hem door middel van roken te vereren. Niks tegen in te brengen, lijkt me. En dat rook opstijgt geeft ook nog eens meerwaarde aan dit goddelijk voorschrift.
Volgens welk criterium wijzen gevestigde religies een visioen van de hand? Ik zag laatst iemand in een T-shirt met de tekst: “I can’t go to work today – The voices told me to stay home and clean the guns”. Dat wordt natuurlijk bestempeld als onzin, als een grapje. Maar waarom moeten we wel serieus nemen dat God Abraham opdroeg zijn bloedeigen zoon te offeren…?
Dat is een lastig probleem voor een religie, dat je om de oren geslagen kan worden met je eigen verzinsels. Want als de Paus wel met God kan praten, waarom zou de Rooksteker van de enige en universele rokerskerk van God dan niet met God kunnen praten? Als God iemand opdraagt zijn zoon te vermoorden, waarom kan God dan niet iemand opdragen om thuis te blijven en zijn vuurwapens schoon te maken? Wie bepaalt welke visioenen echt zijn en welke niet, en wat zijn de criteria?
Dit stuk verscheen op Hoeiboei. Op 171129 op Harde Woorden geplaatst