Ik heb antwoord gekregen op Discriminatie à la Marjolijn. Wat dat betreft is Marjolijn consciëntieus.
Ik had gesteld dat dit niet de sterkste column van Max Pam was en dat ik in de eerste plaats inga op haar claim dat artikel 1 alleen over het optreden van de overheid tegenover de burgers gaat. Verder refereer ik in mijn betoog nergens aan de redenering van Max Pam. Haar voornaamste reactie is dat Max Pam het over de keuze van vrouwen heeft. Alsof ik dat als argument verdedigd heb. Ik stem alleen maar in met zijn waarneming dat artikel 1 meer een vrome wens is. Zijn argumentatie daarbij is zacht gezegd ongelukkig. Ik meen een betere gegeven te hebben. Daar wordt niet op ingegaan.
Het antwoord besluit met: “Als u denkt dat ‘discrimineren moet’, en dat de Grondwet daaraan moet worden aangepast, kunt u proberen de Grondwet veranderd te krijgen. U vind mij daarin niet aan uw zijde. Maar ik raad u wel aan dan eerst een bredere blik op geschiedenis en systematiek van de wet te ontwikkelen.”
Ik noem dat arrogantie. En misschien ook vertekening door een juridische blik, die zodanig zit opgesloten in een web van opeenvolgende juridische spitsvondigheden dat de maatschappelijke werkelijkheid uit het oog verloren wordt. Het is precies de reden waarom een Europese grondwet mislukt. Waarom mensen bij sommige vormen van “rechtspraak” zijn afgehaakt.
Dat er beginnend bij Fortuyn een behoorlijk aantal mensen de inconsistentie en problematische aard van dit artikel aan de kaak stelt doet kennelijk niet ter zake. Kennelijk mag iemand die met zijn gezond verstand ergens niet bij kan dat niet gewoon beweren en bewijzen. Hij moet “een bredere blik op geschiedenis en systematiek van de wet ontwikkelen”. Anders moet hij zijn mond houden. Over die wet zullen zich ongetwijfeld wijzen van het type Schuyt gebogen hebben. En daar hun dubieuze cultuurrelativistische systematiek aan ten grondslag hebben gelegd. Ik heb me er niet in verdiept. Ik kon op mijn vingers natellen dat de wet tot stand gekomen was in minder barre tijden. Dat heb ik ook gezegd.
Voor de slechte verstaander vat ik mijn vorige betoog nog even samen.
Er is een fundamentele tegenspraak tussen “gelijke gevallen” en “discriminatie”. Als men discrimineert dan is dat om tussen ogenschijnlijk gelijke gevallen onderscheid te maken en ze daarmee ongelijk te maken. Tot in het uiterste doorgedacht betekent dat in de gelijkheid van “allen die in Nederland verblijven” geen enkel onderscheid mag worden aangebracht. Maar men zou het ook in omgekeerde richting kunnen doordenken: Alle discriminatie is toegestaan want wat daarna overblijft zijn de gelijke gevallen.
Praktisch gezien betekent dat een enorme interpretatievrijheid, zowel binnen als buiten de rechtszaal die de uiteindelijke beslissing over wat wel en niet discriminatie is geheel bij de rechter legt. Dat kan niet de bedoeling van een grondrecht zijn. Daarvan moet voor de gemiddelde burger klip en klaar zijn wat er mee bedoeld wordt. Dit afgezien van de zeer ongewenste juridische werkverschaffing.
Artikel 1 wordt veelvuldig gebruikt, in de rechtszaal en daarbuiten, om allerlei vormen van discriminatie te veroordelen. Het gaat meestal niet om “ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt door de overheid” maar juist om discriminatie tussen andere partijen. Dit is vooral mogelijk doordat dit artikel alle vormen van discriminatie toelaat voor toetsing.
Door de werking van Artikel 1 van toepassing te verklaren op allen die verblijven in Nederland wordt het wederkerigheids principe aangetast. Burgers hebben behalve rechten ook plichten. Verblijvenden die geen burgers zijn hebben veel minder verplichtingen, maar in dit geval wel dezelfde rechten. Dat geldt nog sterker voor personen die hier onder valse voorwendselen zijn toegelaten of hier illegaal verblijven. Ik heb het nog niet vernomen, maar ik moet aannemen dat de overheid een illegaal geen uitkering kan weigeren omdat hij illegaal is. Ik neem aan dat “verblijven in Nederland” op deze wijze geformuleerd iedere mogelijkheid uitsluit dat het niet hebben van een geldige verblijfsvergunning een “ongelijk geval” schept.
Discriminatie is de grondslag van het leven. Van biologisch leven tot de meest complexe maatschappelijke orde. Indien men daar al grenzen aan zou willen en kunnen stellen dan dient dat buitengewoon zorgvuldig en precies te gebeuren. Anders zal het organisme zich niet in stand kunnen houden. Een “open eind”-regeling die men alleen kan begrijpen als men zich “in de systematiek verdiept” is uit den boze. Artikel 1 is geen vrome wens maar gewoon flutwerk.